9
sep

Over een dissertatie, COVID en een hete herfst

Het afgelopen halfjaar zou ik mijn dissertatie afmaken. Over veiligheidsbeleving in de 21ste eeuw. Over hoe deze langzaam verschoof van de klassieke angst voor criminaliteit naar de angst en onzekerheid rond tal van nieuwe dreigingen. Zoals terrorisme, cyber crime of ‘crimmigratie’. In mijn dissertatie laat ik zien langs welke mechanismen een beleving van sociale (on)veiligheid ontstaat, maar vooral ook welke doorwerking deze heeft in de samenleving en wat daarmee het belang is daar wat aan te doen. Ik ga er natuurlijk ook op in wát je dan kunt doen.

Ik had me dit voorjaar net opgesloten om de laatste hoofdstukken te schrijven toen de corona-pandemie toesloeg. Helaas bracht die pandemie een pandemie van angst en onzekerheid in haar kielzog mee. Ik vermoedde al gauw dat het hier om eenzelfde type angsten en onzekerheden gaat als waar ik al zolang mee bezig ben. Met vergelijkbare gevolgen, alleen dan op nog grotere, pijnlijker schaal. Een snelle check van de ervaringen in andere landen met SARS en MERS bevestigde dat. Toen heb ik mijn proefschrift maar even terzijde gelegd. Want als er crisis is en je hebt inzichten die wellicht wat kunnen helpen moet je er staan. Dus ben ik als een razende roeland op een rij gaan zetten welke  reacties op de coronacrisis we in de samenleving mochten verwachten (en waar we ons op zouden kunnen voorbereiden). Ik vatte in toegankelijke mindmaps voor het veiligheidsveld samen welke effecten we op verschillende deelgebieden van de samenleving konden verwachten. Ik dacht ook op verschillende plekken mee over scenario’s en gaf feedback op de landelijke coronacommunicatie. In vakmedia werkte ik mee aan bijdragen die mogelijk konden helpen ‘duiden’. Over de psychologische crisis die de kern vormt van deze ogenschijnlijke gezondheidscrisis. Over de rol van de politie of de manier waarop de crisis het veiligheidsbestel nu op de proef stelt.

Een van de zaken waar we ons op moesten voorbereiden, zo nam ik ook in de mindmaps op, was grootschaliger maatschappelijke onrust. Wát de aanleiding tot dergelijke onrust zou geven was nog koffiedikkijken, dát die zou komen was wel waarschijnlijk. Uiteindelijk was de dood van George Floyd de droeve trigger. Daarna maatschappelijke onrust in de V.S. ontwikkelde zich daarna domweg volgens de boekjes. Angsten en ongenoegens uit de bovenstroom (Corona) deden ‘oude’ angsten en ongenoegens (racisme, discriminatie, politiegeweld) weer oplaaien. En terwijl goed en als legitiem ervaren leiderschap dan het deksel op de maatschappelijke pan kan houden was daarvan op federaal leiderschap geen sprake. Eerder van het tegendeel.

De aloude volkswijsheid is dat als het regent in de V.S., het bij ons begint te druppen. Dus sloeg de onrust ook naar ons over, gelukkig in een – vooralsnog – gematigder versie. We zullen in Nederland er echter ook rekening mee moeten houden dat de onrust bij ons nog andere en mogelijk heftiger vormen aanneemt.

Na de eerste piek van onrust over Corona zitten we nu al een tijdje in wat ik de mixed zone noem: het is de fase waarin meerdere angsten, onzekerheden en ongenoegens in opkomst zijn, terwijl de angst voor corona afneemt (maar bij de juiste trigger zo weer terugkomt). We moeten daarom rekening houden met een hete herfst, zo gaf ik kort voor de zomervakantie in dit video-interview met veiligheidsvakblad Secondant aan. Het kan dan immers zijn dat we te maken krijgen met een listige cocktail van ontwikkelingen. We moeten allereerst rekening houden met een heropleving van corona. Daarnaast zal de recessie steeds voelbaarder en zichtbaarder worden. In faillissementen, in banenverlies, in budgetten. Mensen beginnen daarnaast de corona-maatregelen steeds lastiger te vinden. Dat komt ook, omdat de langdurige stress domweg z’n tol begint te eisen: mensen vinden het daarmee steeds lastiger te copen met tegenslag. Tenslotte hou ik er rekening mee dat het in oktober/november in de V.S. nog veel harder gaat ‘regenen’ dan voorheen. Doordat de verkiezingen in de V.S. uitlopen op taferelen die we bij ‘de leider van het Vrije Westen’ lang niet gezien hebben. Met grootschalige beïnvloeding van de verkiezingen, strijd om wie er al dan niet gewonnen heeft en verder oplaaiend geweld tussen voor- en tegenstanders van Trump. En met rechtsstatelijke ‘waarden en principes’ die steeds meer aan belang inboeten.

Ook nu zullen we er rekening mee moeten houden dat de Amerikaanse regen hier weer doordruppelt. Dat bepaalde groepen in Nederland ook meer een loopje nemen met de normen die wij van oudsher in onze rechtsstaat hanteren. Vooral echter hou ik er rekening mee dat het vertrouwen in de toekomst van het Nederlandse publiek door de verkiezingen in de VS een deuk oploopt. Dat vertrouwen is niet zomaar iets: het is de belangrijkste component van de social mood van een populatie. En die mood heeft op haar beurt invloed op allerlei zaken die we nou net zo nodig hebben om goed uit de coronacrisis te komen. Samenwerking. Het vermogen verschillen te overbruggen. Solidariteit. Legitimiteit van bestuur. De bereidheid om gedragsadviezen te volgen, ook al komen ze je wellicht even niet heel goed uit.

We moeten in deze coronacrisis dus zeker sturen op de verspreiding van het COVID-19 virus, zoals nu ook gebeurt. Maar het is minstens zo belangrijk om te sturen op de social mood. Hoe meer we die op niveau houden, hoe groter de kans is dat we goed door de crisis te komen. Het aardige is: de aanpak van de coronacrisis is de afgelopen maanden vooral een zaak geweest van landelijke overheid en veiligheidsregio’s, waarbij gemeenten zich soms wat aan de zijlijn hebben voelen staan. Op dit punt echter denk ik dat gemeenten juist bij uitstek zijn gepositioneerd.