22
feb

Wie nog weet wat ondermijning precies is, mag het zeggen

Na jaren van beperkte aandacht is het vraagstuk van ‘ondermijning’ nu een hot issue in veiligheidsland. Pieter Tops en Jan Tromp kregen zo, als het ware ‘buitenom’, voor elkaar wat eerder via de gebruikelijke communicatiekanalen ‘binnendoor’ niet lukte. Met hun boek De achterkant van Nederland brachten zij het ondermijningsvraagstuk een fors aantal treden hoger op de bestuurlijke agenda. Inmiddels is er geen organisatie meer in het veiligheidscomplex dat géén aandacht voor ondermijning zegt te hebben. En als kers op de taart kwam vorig week ook een Landelijk Strategisch Overleg Ondermijning voor het eerst bij elkaar.

Het lijkt mij een prima zaak dat we de aanpak van ondermijnende criminaliteit een extra impuls geven. Maar er knaagt ook wat. Want het begrip ondermijning bekt lekker, maar het lijkt wel alsof iedereen er wat anders onder verstaat. En kan het zijn dat we ook wat boter op het hoofd hebben? Waardoor het pad naar een succesvolle aanpak weleens glibberiger zou kunnen zijn dan we willen? Ik stelde me er een gesprek over voor, met mijn ‘dochter’.

“Pappa, wat is ondermijning?”

“Dat zijn gemene dingen die de rechtsstaat of het geloof in de rechtstaat ondergraven, meisje.”

“Nee, dat is economie, schatje.”

“Wat we met de Groningers gedaan hebben dan, toen we net deden of die aardbevingen niks met de gaswinning te maken hadden, en we ze zelf voor de schade lieten opdraaien, is dat dan ondermijning?”

“Nee, dat is energiebeleid, kind.”

“Tjemig! Wat er een paar jaar geleden op het ministerie van Veiligheid en Justitie gebeurde dan, met al dat gedraai rond die bonnetjes, dat niemand meer geloofde dat juist op dát departement eerlijk werd gedaan… is dat dan ondermijning?

“Nee, dat is politiek, meid.”

“Ik vind het wel moeilijk! Wat is dan wel ondermijning?”

“Nou, dat er bijvoorbeeld in allerlei wijken op grote schaal hennep wordt geteeld, waarmee mensen héél veel geld verdienen, dat is ondermijning.”

“Maar als mensen wél wiet mogen verkopen, maar het niet mogen maken, dan kun je daar toch eigenlijk op wachten?”

“Dat zie je een beetje te simpel, lieverd!”

“En als je een hele tijd vooral investeert in de veiligheid in de grote steden, maar op het platteland de politie wegtrekt, dan is het toch niet zo gek dat daar steeds meer gekke dingen gebeuren?”

“Nee, dat kan je ook niet zo zeggen, pop.”

“Als je vervolgens een onafhankelijk onderzoeksinstituut rapporten laat maken dan, dat het met de drugsbestrijding héél goed gaat, terwijl je weet dat het niet zo is, is dat dan geen ondermijning?”

“Nee kind, dat is het niet, dat is een ongelukkig incidentje.”

“Ik vind het wel moeilijk hoor, papa, die ondermijning!”

“Ja kind, eigenlijk snap ik het zelf ook niet helemaal meer.”

De discussie over ondermijning kan dus nog wel wat scherpte gebruiken. Maar bovenal wat meer zelfkritiek. Anders lopen we een forse kans in symboolbeleid te blijven steken. En dat lijkt me nu pas écht ondermijnend.

(Deze column schreef ik voor NRC’s Politiecolumn van 21 februari 2018).