Dat het nieuwe kabinet extra investeringen doet in de veiligheid zal niemand zijn ontgaan. Minder aandacht krijgt het dat óók er wordt bezuinigd. Op preventie, maar ook bijvoorbeeld op de zogenaamde Veiligheidsmonitor. Dat lijkt me op meerdere gronden erg onverstandig.
Deze week behandelt de Tweede Kamer de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid. In het regeerakkoord is voor dat departement een fors aantal miljoenen extra gereserveerd. Voor versterking van de politie, voor de aanpak van cybercrime of terrorisme en voor een intensivering van de aanpak van ondermijning. Niks te klagen dus, zou je zeggen.
In al dat miljoenengeweld zou je echter gemakkelijk over het hoofd zien dat de J&V-begroting van dit jaar ook een paar opmerkelijke bezuinigingen bevat. De eerste is de forse korting op het budget van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), het landelijk expertisecentrum dat gemeenten ondersteunt bij het vormgeven van hun veiligheidsbeleid. Dan kan je de politie wel geld extra geven, maar als je dan tegelijkertijd bezuinigt op het meer preventieve veiligheidsbeleid van gemeenten span je het paard achter de wagen. Vorig jaar stak de Tweede Kamer al terecht een stokje voor deze bezuiniging, wat voor het departement geen reden was om dit jaar niet weer precies dezelfde bezuiniging op te voeren. Inmiddels ligt er dan ook wederom een – ook door mij van harte ondertekende – petitie in de Tweede Kamer om deze onverstandige bezuiniging terug te draaien.
Een tweede bezuiniging heeft echter nog minder aandacht gekregen: die op de Veiligheidsmonitor, het grootschalige onderzoek over veiligheid onder de Nederlandse bevolking. Dat onderzoek brengt jaarlijks in kaart hoe vaak burgers slachtoffer zijn geworden van uiteenlopende vormen van criminaliteit, of zij daarvan aangifte hebben gedaan, hoe veilig zij zich voelen en hoeveel vertrouwen zij bijvoorbeeld hebben in de politie. Precies die onderwerpen dus waar de laatste tijd veel ophef over is geweest. De politie gaf immers aan op veel criminaliteit geen zicht te meer hebben. De aangiftebereidheid van de burger zou dalen. En het vertrouwen in de politie zou onder druk staan, net als de relevantie en geloofwaardigheid van de officiële politiecijfers. Dan is het dus zaak heel zuinig te zijn op een instrument dat precies op dat soort zaken een onverdacht licht werpt. Het omgekeerde gebeurt echter: op bureaucratisch-boekhoudkundige gronden wordt de veiligheid van de burger voortaan niet meer jaarlijks, maar eens in de twee jaar gemeten. “Dan zien we de trends ook wel”. Ongetwijfeld, maar een stuk minder scherp. Terwijl het veiligheidslandschap op dit moment zo snel verandert dat we eerder vaker dan minder vaak zouden moeten monitoren.
De bezuiniging staat ook nog eens op gespannen voet met de recente aanbevelingen van de commissie Kuijken. Die constateert immers dat het dringend noodzakelijk is dat de politie meer inzicht krijgt in de effecten van haar inzet. De commissie bepleit daarom de inrichting van een aparte evaluatie- en monitoreenheid. Een – liefst nog verder verbeterde – Veiligheidsmonitor kan daarvoor essentiële input leveren. Zeker omdat deze laat zien dat de uitwerking van veiligheids- en politiebeleid op het publiek soms anders is dan verwacht. Dan past het niet deze zo ongemerkt te halveren.
In het Regeerakkoord benadrukt het nieuwe kabinet dat het er niet alleen om gaat dat Nederland veiliger wordt, maar dat het minstens zo belangrijk is dat dat door burgers ook zo wordt ervaren. De voorgestelde bezuiniging laat zien dat we weliswaar zeggen dat de veiligheid van de burger belangrijk is, maar dat daarmee voeling houden kennelijk geen geld mag kosten. Als ik de Tweede Kamer was, zou ik daar toch anders over denken. Als we de burger wérkelijk belangrijk vinden: let’s put our money where our mouth is.